Pocketcamera
bracht revolutie teweeg
Met het succes van de Leica, de eerste kleinbeeldcamera, kwam een eeuw geleden een revolutie op gang. Er is nu een prachtig eerbetoon in Hamburg te zien. Wat heeft de Leica gemeen met de smartphone?
Door: Arno Haijtema
In
het tijdperk van selfies, smartphones en oneindige vermenigvuldiging van foto's
via internet is het mooi terug te blikken op de uitvinding van de Leica. Die
beroemde camera waaraan onze eigentijdse beeldcultuur schatplichtig is. Zo
onnadenkend en nonchalant, dikwijls zonder aandacht voor compositie of
schoonheid, vaak melig en egomaan, als nu met foto's wordt omgesprongen, zo is
het niet altijd geweest.
Voordat,
nu precies honderd jaar geleden, de eerste Leica werd gebouwd was het
vervaardigen van een foto een dikwijls ingewikkelde, tijdrovende en fysiek
inspannende klus. Men wilde er ook wel iets móóis van maken. Leica bracht in de
titanenarbeid die fotografie nog was met de introductie van de eerste
pocketcamera een revolutie teweeg. Overal toepasbaar. Eenvoudig in bediening.
Past in de binnenzak. En geeft - in de hand van de getalenteerde fotograaf -
geweldig resultaat.
ODE AAN DE CAMERA
Heinrich
Heidersberger, Laederstraede, Kopenhagen 1935. © Heinrich Heidersberger/©
Institut Heidersberger
De
reusachtige tentoonstelling Augen Auf! 100 Jahre Leica in de Deichtorhallen in
Hamburg brengt met vierhonderd foto's, filmpjes, prototypes, historische
tijdschriften en zelfs de originele ontwerpschetsen op ruitjespapier een ode
aan de camera die de loop van de fotografiegeschiedenis een ander wending zou
geven. De foto's van grootheden als Robert Capa, Henri Cartier-Bresson en Ilse
Bing en van minder bekende, verrassend sterke fotografen uit bijvoorbeeld
Spanje hebben gemeen dat ze het gebruiksgemak van de camera zichtbaar maken.
Tegelijk refereren ze aan de tijd dat zorg aan elke afzonderlijke opname werd
besteed, omdat film schaars was en geld kostte, in tegenstelling tot (na de
eerste aanschaf) digitale opslagcapaciteit.
Eigenlijk herbergt de titel van de
expositie een leugentje, want de fameuze camera verscheen pas in 1925 op de
markt. Alleen het prototype dateert van 1914: de Eerste Wereldoorlog gooide
roet in het eten en veroorzaakte - priegeldetail in de wereldgeschiedenis -
vertraging bij de commerciële introductie. Het leugentje zij de samenstellers
vergeven, want de tentoonstelling vormt een mijlpaal in de
fotografiegeschiedenis. Goed dat we daar niet tot 2025 op hoeven te wachten.
Fotografen
en fotoliefhebbers, amateurs en professionals, krijgen bij het horen van
'Leica' niet zelden een warme gloed in de ogen en een blos op het gelaat: ware
liefde. Technisch hoogwaardig. Sublieme lenzen. Ultiem bedieningsgemak.
Negatieven met ragfijne detaillering. Leica brengt superlatieven in het
taalgebruik tot leven. Gelukkig is de tentoonstelling in de Deichtorhallen
zuinig met grote woorden en is van verheerlijkend merkfetisjisme nergens
sprake.
ZWARE CAMERA'S
Ramón Masats,
Madrid, 1960 © Ramón Masats
In
de 85 jaar die de fotografie het sinds de ontdekking - rond 1839 - zonder Leica
heeft gesteld, waren fotografen voornamelijk aangewezen op grote, zware
camera's, die geladen werden met glasplaatnegatieven die voor de opname moesten
worden ingesmeerd met lichtgevoelige emulsie. Belichtingstijden waren
aanvankelijk lang, zodat het onderwerp stokstijf moest zitten om
bewegingsonscherpte op de foto te voorkomen. In de vroegste dagen van de
portretfotografie waren er zelfs klemmen waarmee kaken en ledematen in een pose
werden gefixeerd. Na de opname moest het glasnegatief in een verduisterende
verpakking voor verwerking naar een lab worden getransporteerd. Pionierende
landschapsfotografen beschikten soms over een mobiel laboratorium dat door
paarden naar de bestemming werd getrokken - tot de eeuwige sneeuw in de Alpen
aan toe.
Aan de studio gebonden of log en traag ter driepoot, dat was de
werkwijze grofweg, totdat Oskar Barnack, hoofd van de onderzoeksafdeling van
Optischen Werken Leitz, met zijn prototype van de Leica (een samenvoeging van
Leitz en Camera) op de proppen kwam. 'De liliputcamera' noemde hij haar - een
replica van het eerste exemplaar staat bescheiden in een vitrine, in een
zaaltje waar ook de latere modellen en Barnacks schetsen zich, door hun kleine
formaat bijna schuchter, aan de blikken van de bezoekers blootgeven. Dat
Barnack gelijk had in zijn overtuiging dat kleinbeeldcamera's de toekomst
hadden, bleek toen de Leica op de markt kwam. In 1925 werden 900 exemplaren
verkocht, in 1929 al 16 duizend. In een kasboek werd - handgeschreven -
bijgehouden welk serienummer aan wie was geleverd.
Met één been nog in de 19de
eeuw als het om de administratie ging, maar met de techniek en kwaliteit van de
dynamische toekomst stapte Leica in de fotografiemarkt, waar het zijn product
aanprees als die Kamera der Zeit. Het waren de jaren van snel voortschrijdende
techniek, steenkool, staal, industrialisatie. De tentoonstelling toont
prachtige foto's van bouwplaatsen van zeppelins en van de immense luchtschepen,
zwevende paleizen, hoog in het zwerk tussen de wolken, luchtvarend van
Duitsland naar New York of Rio de Janeiro. Met welke andere camera moest de
Motormensch de nieuwe tijd vangen dan met de Leica?
FOTOJOURNALISTIEK
Viktor Kolá¿,
uit de serie Ostrava, 1981: Einheimische beim Kegeln während eines Sommer
Wochenendes. © © Viktor Kolá¿
De
expositie brengt de nieuwe mogelijkheden die de Leica bood hoofdstuksgewijs in
kaart. Het pocketformaat gaf niet alleen de buitenfotografie een impuls, het
bood de journalistiek een zee aan nieuwe mogelijkheden. Zo marginaal en
statisch als de fotografie was tot in de eerste decennia van de 20ste eeuw, zo
veel kon zij bijdragen aan de verslaglegging van het nieuws - eerst nog
voornamelijk in geïllustreerde bladen, pas veel later (na de Tweede
Wereldoorlog), toen de drukpersen dat aankonden, in dagbladen.
Een van de vroege
staaltjes fotojournalistiek op de tentoonstelling is - niet zonder ironie na de
fotografische hymnes even eerder - het verongelukken van het luchtschip de
Hindenburg in het Amerikaanse Lakehurst in 1937.
De Leica zou niet alleen
decennialang het voertuig worden voor het wereldnieuws: al vanaf haar
begindagen ging de camera fungeren als oog van de samenleving. Met de opkomst
van de sociale bewegingen groeide de belangstelling voor de leefomstandigheden
van de arbeiders en hun gezinnen. Progressieve fotografen trokken de
volkswijken in. Het échte leven, heette het bestaan van eenvoudige lieden dat
werd gevangen in niet altijd van modieuze romantiek gespeende foto's. De Leica
maakte het in elk geval mogelijk te fotograferen zonder dat dit een volksoploop
tot gevolg had van nieuwsgierigen voor het wonder der techniek - met verlies
van spontaniteit. De kleine, onhoorbare camera viel in het straatbeeld
nauwelijks op.
CAPA EN CARTIER-BRESSON
Fred Herzog,
Man With Bandage, 1968. © Equinox Gallery/Fred Herzog
Anoniem
achter de camera, maar in de gedrukte media uitgroeiend tot grootheden togen
pioniers als Henri Cartier-Bresson en Robert Capa met hun Leica de wereld in.
Hun foto's en die van hun tijdgenoten zijn in grote aantallen samengebracht in
de Deichtorhallen, een rijke verzameling van fotojournalistieke en documentaire
hoogtepunten. Met Capa's beroemde foto van de sneuvelende republikein tijdens
de Spaanse burgeroorlog, zijn indrukwekkende en deprimerende foto's van het beleg
van Barcelona. En Cartier-Bressons in-menselijke, komische foto's van het leven
in de stad en op het platteland. Op een filmpje uit 1956 is 'HBC' aan het werk
te zien in Chinatown, New York, waar de bewoners Nieuwjaar vieren.
Cartier-Bresson heeft het naast het fotograferen van draken minstens zo druk
met het brandend houden van zijn pijp.
Niet alleen de 'humanistische'
fotografie waarbij Leica een rol speelde, ook de minder fraaie,
propagandistische functie die de fotografie, en dus ook de Leica had en heeft,
gaat de expositie niet uit de weg. Talrijke fotografen volgden de strijd van
het nazisme tegen het bolsjewisme (lees; de inval in de Sovjet-Unie) en deden
er met - het moet gezegd - magistrale en heldhaftige foto's verslag van. De
beste foto's vonden hun weg naar het nazi-propagandablad Signal, dat ook in
kleur de vorderingen en verworvenheden van de nationaal-socialisten bezong, te
midden van poserende filmsterren en pin-ups in zinderend zonlicht.
Als de
tentoonstelling iets duidelijk maakt, is het dat de Leica binnen enkele
decennia uitgroeide van een instrument voor sociale, artistieke en
journalistieke vernieuwing tot de standaardcamera waar professionals moeilijk
omheen konden. Dat gold ook voor de naoorlogse generaties: Ed van der Elsken en
Johan van der Keuken met hun afwisselend grimmige en poëtische werk uit Parijs
en Amsterdam. Voor de Amerikaanse straatfotografen als Robert Frank en Saul
Leiter, die in zwart-wit en vanaf de jaren zestig steeds meer in kleur, de
opkomende welvaartsstaat, en het consumentisme vastlegden. Voor de
frontfotografen die naar Vietnam trokken en zelfs voor een naoorlogse generatie
Spaanse fotografen die, in groot isolement als gevolg van de Franco-dictatuur
tot 1975, onopgemerkt voor het oog van de wereld een eigen oeuvre en een eigen
beeldtaal ontwikkelden. Met de relatief grote aandacht voor hun werk op de
tentoonstelling wordt de fascistische dictator postuum op zijn nummer gezet. De
priester in vol ornaat die bij een potje voetbal als keeper een spectaculaire zweefduik
naar de bal maakt, een foto uit 1960 van Ramón Masats, is een
instantklassieker.
'EEN DIKKE WARME KUS'
© Leica
Camera AG
KLEINBEELD
De
kleinbeeldcamera van Leica werd gevuld met 35mm-filmmateriaal dat is ontwikkeld
voor de filmindustrie. Door de film niet verticaal langs de sluiter te geleiden
(zoals bij filmcamera's) maar horizontaal, kon het formaat van de Leica
bescheiden blijven. De negatieven van een Leica-opname waren 36 mm breed en 24
mm hoog. Dat formaat is altijd standaard gebleven in het tijdperk van de
analoge (kleinbeeld)fotografie. In de vroege dagen van de Leica diende de
fotograaf in duisternis het filmpje zelf in een kokertje te frunniken, dat
vervolgens in de camera kon worden geplaatst.
De
recentste foto's zijn close kleurenportretten uit 2013 van - vermoedelijk -
drugsgebruikers of anderszins sociaal gemarginaliseerden van de Amerikaan Bruce
Gilden. Niets verhullende foto's, confronterend en soms naar om te bekijken. In
veel opzichten vergelijkbaar met de foto's, al dan niet selfies, die ons
dagelijks op de sociale media overspoelen. Juist bij Gildens portretten
realiseer je je dat de dominante rol van Leica in de fotografie voorbij is. Ze
zijn haarscherp, maar dat is geen kwaliteit die aan Leica is voorbehouden. Het
formaat van de smartphone en de Leica komt - toeval of niet - aardig overeen.
Bedieningsgemak en onopvallendheid zijn vrijwel gelijk. Veel van de exclusieve
kwaliteiten die de Leica kenmerkten, zijn inmiddels standaard geworden, niet
alleen in camera's maar ook - als bijproduct nota bene - in smartphones. De
hoogwaardige techniek die vroeger was voorbehouden aan professionals en de
happy few is nu gedemocratiseerd.
Cartier-Bresson werd eens gevraagd hoe hij
over de Leica dacht. Hij antwoordde dat de camera 'een dikke, warme kus kan
zijn, dat ze een schot uit een revolver kan zijn, of de sofa van een
psychoanalyticus'. Verander het woord 'Leica' door 'Facebook' of 'Twitter' en
Cartier-Bresson beschrijft de paradoxale veelzijdigheid van de sociale media
anno 2014. Zijn wereld en de onze zijn in zekere zin met elkaar vervloeid.
Leica rest niet veel meer dan zich te laten adoreren door een kleine groep
professionals en liefhebbers. En het kan een glorieus verleden koesteren.
Augen Auf! 100 Jahre Leica
Fotografie
Hamburg, Deichtorhallen, t/m 11/1/2015.
Catalogus 98 euro